Heilige Stilte
De moderne mens heeft dikwijls een actieve inslag en voelt zich al snel gericht op handelen; lopen, staan, zitten, spreken en luisteren. Zo is het in het dagelijks leven, zo lijkt het ook wel eens te zijn in de eredienst. Is het stil, wordt er niet gesproken en is er geen taak te verrichten, dan lijkt het wel alsof wij ons ongemakkelijk gaan voelen en de stilte gaan zien als een wellicht zelfs hinderlijke onderbreking van de liturgische handeling.
Toch is juist deze heilige stilte bij uitstek bedoeld om te komen tot innerlijke stilte, een ongestoord zich richten op God en al wat daarbij hoort; ons bidden is immers een antwoorden op Gods stem en dat vraagt dat wij ons innerlijk daartoe openstellen.
De Kerk spoort ons in de inleiding op het Romeins missaal aan om de heilige stilte te beoefenen bijvoorbeeld in de uitnodiging tot de schuldbelijdenis of gebed om tot inkeer te komen, na de lezing of de preek om het aanhoorde te overwegen en na de communie om þGod te loven en tot Hem te biddenþ. Als wij werkelijk proberen tot die innerlijke stilte te komen, dan zullen wij ontdekken dat niet wij maar God degene was die in het gebed - ons gesprek met de Heer - als eerste heeft gesproken en dat blijft doen.
Vaste Misgedeelten: Openingsritus (mei 1995)
De voorbereiding op de liturgieviering begint met de innerlijke voorbereiding van de gelovige op de viering van de heilige geheimen - alleen al om die reden doen wij er beter aan niet op het laatste moment de bank in te schuiven!
Als de priester het kerkgebouw betreedt op weg naar het altaar, wordt hij begeleid door de gelovigen die in de liturgie een bijzondere functie vervullen bijvoorbeeld als acolyth. Ondertussen wordt het intredelied (introïtus) gezongen. Bij het altaar gekomen vindt een eerbiedsbetuiging plaats (een diepe buiging en als het tabernakel met het Allerheiligste op het altaar staat: een kniebuiging) en kan eventueel als blijk van eerbied het altaar worden bewierookt. De priester vereert het altaar met een kus; een oud liturgisch gebaar ten teken van eerbied voor het altaar als centrum van de liturgische samenkomst: de ontmoeting met Christus, de Verrezen Heer.
De priester en de bijeengekomen gelovigen maken vervolgens het
kruisteken - een zeer korte belijdenis van het geloof in de
Drieëne God in wiens naam wij bijeenkomen. De priester spreekt de
genadewens uit, die de gelovigen bevestigen. Na deze begroeting kan de
priester met enkele korte zinnen de mis van de dag inleiden en
bijvoorbeeld in verbinding brengen met het liturgisch jaar.
Volgende pagina
Terug naar Ondersteuning Katechese
Terug naar Kerk Nederland