In de vorige aflevering hebben we gesteld dat lijden, vooral uitzichtloos lijden, tegenwoordig veelal wordt beschouwd als mensonwaardig. Men is in stijgende mate van mening dat de mens recht heeft op een vreugdevol, zorgeloos bestaan, in goede gezondheid, zonder pijn. Wie hier even over nadenkt, komt echter al snel tot de conclusie dat dit niet zo is. Lijden, verdriet, ziekte, en ook de dood, ze vormen deel van het menselijk leven. Weliswaar kunnen we tegenwoordig meer ziektes bestrijden, meer nood lenigen, dan vroeger het geval was, maar eens komt het verdriet in ons leven waartegen geen middel bestaat. Eigenlijk zouden we kunnen zeggen dat er geen vermindering van menselijk lijden maar een verschuiving is geweest in onze westerse samenleving. Zeker, ziektes die vroeger hun tol eisten, zoals b.v. tuberculose, vormen geen dodelijke bedreiging meer. Veel meer mensen worden in goede gezondheid oud dan vroeger het geval was. Daar staat tegenover dat er veel eenzaamheid is, veel gevoel van zinloosheid, van verlatenheid, en niemand zou toch willen ontkennen dat ook dergelijke gevoelens een bron van zwaar lijden kunnen zijn.
Bovendien komt dan toch vroeg of laat voor verreweg de meeste mensen
het moment dat ook lichamelijk lijden niet meer kan worden vermeden. En
dan is de belangrijkste vraag niet "hoe vermijd ik dat lijden", maar
"hoe ga ik met dat lijden om". Lijden maakt deel uit van de menselijke
toestand. Er is geen menselijk leven mogelijk zonder lijden. Wie
weigert het lijden te aanvaarden, weigert zijn/haar menselijkheid te
aanvaarden. Als het leven ten einde loopt, kan het lijden zwaarder en
zelfs heel zwaar worden. Wie echter vertrouwt op God, en eigen lijden
opdraagt aan Christus, die voor ons allen geleden heeft, beleeft dat
lijden toch op een positieve wijze.
Volgende pagina
Terug naar Ondersteuning Katechese
Terug naar Kerk Nederland